De vergulde lijst
De galeriehouder veert op van zijn stoel als het tweetal binnenkomt.
Een magere lange man en een opvallende vrouw in bontgekleurde kleding.

 

De tulband op haar hoofd is wat je noemt een blikvanger. Ze knikken beleefd naar Ton de eigenaar van "De vergulde lijst".
De vrouw blijft voor een enorm bont beschilderd doek staan en pakt haar leesbril uit haar tas; Zet deze op haar neus en begint aandachtig de tekst naast het doek te bestuderen. De man daarentegen kijkt verveeld in het rond en lijkt niet veel met kunst op te hebben.

Opeens lijkt iets zijn aandacht te trekken en beent hij in een ruk door naar de achterkant van de expositieruimte. Hij blijft op enkele passen afstand voor een vel gekleurd schilderij met een brede groengelakte lijst staan. De vrouw volgt hem en blijft naast hem staan.

Ze stoot de man aan en knikt in de richting van het veelkleurig werk.
‘O' lieverd, is het niet beeldschoon?’
‘Ja, ja, schatje mijn duifje, in een woord prachtig.’
‘Precies de kleur vindt je niet lieverdje?’
‘Ja, mijn duifje, de man knikt heftig, precies de kleur.’
‘Hoe is het mogelijk hè lieverdje dat we dit hier tegenkomen en juist vandaag, de sterren stonden al zo gunstig. De tulband schud opgewonden heen en weer.’
‘In een woord geweldig gewoon mijn duifje.’
‘En lieverdje zie je hoe het is afgewerkt?’
De man steekt zijn hand uit en alsof het afgesproken was overhandigt de vrouw hem haar leesbril. Dan buigt hij voorover om het schilderij beter te bekijken.

Ton voelt de bekende spanning opkomen die gepaard gaat met de verkoop van een groot doek. Het tweetal staat voor een van de kostbaarste stukken in zijn collectie. Het stelt de geboorte van de regenboog voor en de kleuren zijn prachtig helder.
De vrouw tovert een klein bruin boekje tevoorschijn en bladert erin.
‘Zelfs de maten kloppen lieverd, dit is geen toeval, dit moet voorbestemd zijn, dat voel ik.’
Ze geeft het boekje aan de man die daarop beurtelings in het boekje en de tekst naast het schilderij aandachtig leest.
‘Je hebt gelijk schatje mijn duifje, het is precies de juiste maat en dan die kleur…’
‘Lieverd, het is gewoon ondenkbaar dat het ergens anders hangt dan bij ons in het trappenhuis; het lijkt ons te hebben gekozen ik wordt er zo hebberig van,’ giechelt ze.

Ton luistert op gepaste afstand aandachtig naar het geneuzel van het stel en is best een beetje trots dat ze zijn werk zo prachtig vinden; al vindt hij een trappenhuis nou niet echt de beste plek voor dit kunststuk. En ach een kunstenaar mag blij zijn als hij een werk verkoopt; per slot was het een hele investering om alles te laten inlijsten en deze ruimte te huren dus gooit hij de bezwaren direct maar overboord, verkopen, daar zat hij hier voor.

Langzaam wandelt hij in de richting van het opgewonden stel en kucht een aantal keren. Stralend draait de vrouw zich naar hem om.
- ‘Mijnheer wat heeft u een prachtige stukken in uw winkeltje.’
Ton verbleekt bij de gedachte dat ze zijn galerie een winkeltje noemt maar zijn koopmansgeest wint het van zijn aversie tegen haar taalgebruik.
‘Kan ik u ergens mee helpen, vraagt hij beleefd, dit is een van de mooiste stukken die hier hangen, mevrouw mijnheer, u hebt smaak.’
‘Dat vinden wij nu ook mijnheer; mijn vriend en ik zijn er helemaal weg van nietwaar lieverd?’
‘Ja, ja schatje mijn duifje. Als de lijst er maar van af kan. Hij kijkt Ton nu schattend aan, kunt u die lijst van het schilderij afhalen?’
‘Natuurlijk mijnheer, geen probleem, alhoewel hij prachtig bij het schilderij kleurt.’

De man slaat nu bezitterig zijn arm om de vrouw heen.
‘We doen het liefje; jij hebt in de sterren gezien dat er vandaag iets prachtigs op je weg zou komen, je bezit een gave mijn duifje.’
‘O lieverdje, lieverdje geweldig.’ Ze klapt opgetogen in haar handen en de tulband danst vrolijk op en neer.

Ton ziet de kassa al openspringen en kan het handenwringen bijna niet onderdrukken als hij het woord weer tot het tweetal richt.
‘Wilt u misschien een kopje koffie of een glaasje wijn, dan bespreken we even hoe het transport geregeld wordt.’
‘Dat is geen gek idee, doet u maar twee witte wijn, droge witte wijn alsjeblieft.’

De vrouw knijpt de man in zijn magere wang en even later zitten ze gezellig aan een van de bistrotafeltjes op de gietijzeren stoeltjes; in hun hand een sierlijk glas gevuld met flonkerende droge witte wijn.
‘Zal ik het thuis laten bezorgen mevrouw, mijnheer, en zo ja wanneer?’
‘Dat is niet nodig, we laten het dadelijk wel even ophalen. Mijn schatje mijn duifje wil het natuurlijk meteen in huis hebben en we wonen een paar straten verderop.’

Verliefd kijkt hij naar zijn schatje die blozend van haar wijntje nipt.
‘Zullen we dan maar afrekenen?’
Ton gaat de man voor naar de onopvallend opgestelde kassa.
‘Dat is dan twaalf duizend minus drieduizend van de lijst, mijnheer dat maakt dan negenduizend gulden.’

De man kijkt Ton een ogenblik niet begrijpend aan.
‘Ik geloof dat u ons niet helemaal begrijpt mijnheer, u denkt toch niet dat we dit vreselijke schilderij willen hebben; mijn schatje mijn duifje heeft zo'n aardig kleed gemaakt op de weefclub en daarvoor zoeken we een lijst!’